“Op mijn derde wist ik al dat ik naar het Lyceum wou”
Ze werd ooit gevraagd om de kinderen van de toenmalige prins Albert – onder wie dus ook onze huidige koning – te onderwijzen. Marie-Thérèse Glorieux (86), leerkracht aan het Lyceum tussen 1958 en 1972, bedankte voor de eer, maar toen ze tien jaar in dienst was, maakten haar collega’s er wel een mooi lied over. Het is maar één van de vele anekdotes die we te horen krijgen als we haar op een zonnige herfstdag een bezoekje brengen in haar huidige woonplaats Betekom.
Behalve anekdotes bezorgt Marie-Thérèse ons trouwens ook ettelijke dozen vol documenten: krantenknipsels, foto’s, schriften, cursussen … Genoeg om onze werkgroep archief enkele maanden zoet mee te houden! Een van de schatten in het materiaal is een boekje getiteld Opvoeding tot goede smaak en zin voor schoonheid, over het belang van “verzorgde opschik en sierlijke kleding” voor meisjes uit de jaren vijftig, en wat hun ouders konden doen “voor een fijnere verhouding tussen jongen en meisje”. Of hoe twee à drie generaties tien werelden van verschil kunnen betekenen.
Marie-Thérèse werd in 1936 geboren in Marke, in de olieslagersfamilie die toen eigenaar was van Vannestes molen, waar nu d-hotel gevestigd is. Vóór ze lesgaf aan het Lyceum, was ze er ook leerling. Een bijzondere reden om voor Vlaanderen te kiezen toen ze twaalf werd, had ze niet. “Ik wandelde vaak voorbij de school samen met mijn moeder, toen ze mijn vader ging ophalen van de markt. Het huidige voorplein had toen nog een vijvertje. Ik herinner me dat ik op mijn derde al zei dat dát de school was waar ik naartoe wilde.”
De beste herinneringen aan Marie-Thérèses schoolloopbaan situeren zich in haar poësisjaar, het voorlaatste dus. Toen speelde ze de huishoudster in het toneelstuk De zeven rozen, dat werd opgevoerd ter gelegenheid van de inwijding van een nieuwe vleugel – zelfs Stijn Streuvels kwam toen kijken! Het is allicht niet toevallig dat ze net het schooltoneel noemt. In die periode gooide Vlaanderen geregeld hoge ogen met de acteer- en dansprestaties van de leerlingen.
Bij de ondertekening van haar diploma moest Marie-Thérèse beloven dat ze naar Leuven zou trekken om verder te studeren, vanwege een geschil tussen een aantal congregaties in Zuid-West-Vlaanderen. Om financiële redenen werd het uiteindelijk toch de normaalschool Heilige Familie in Tielt, waar ze eind jaren vijftig afstudeerde als regentes Nederlands-Frans-geschiedenis-aardrijkskunde. En toen ging het weer richting Kortrijk en het Lyceum.
In 1958 werd Marie-Thérèse zelf leerkracht in Vlaanderen. “Dat was de periode dat vrouwen die lesgaven niet getrouwd mochten zijn. Die regel werd in 1963 gelukkig afgeschaft.” Ze zou uiteindelijk slechts ruim een decennium op onze school blijven, maar Marie-Thérèse herinnert zich uit die periode ook nog het taallabo (het huidige technieklokaal) – “daar waren de leerkrachten zowel enthousiast als niet enthousiast over” – en de gordijnklas (vandaag de studiezaal, die destijds uit twee delen bestond, die met behulp van zware gordijnen van elkaar werden gescheiden).
Het motto van de Zusters van Onze-Lieve-Vrouw van Bijstand, de kloostergemeenschap die Vlaanderen heeft gesticht, is Opwaarts in eenvoud. Blijf niet hangen dus, maar zet door, ook als het tegenslaat. Die spreuk kun je zonder problemen toepassen op Marie-Thérèse zelf, die na haar vertrek uit het Lyceum in 1972 een bewogen leven heeft gekend. Ze verloor haar man na tien jaar huwelijk en moest enkele jaren geleden ook afscheid nemen van haar dochter. Na een lange periode in Limburg – waar ze naartoe trok na haar huwelijk – woont ze nu in Betekom, vlak bij haar zoon. En daar kijkt ze na al die jaren dus nog met heel veel liefde terug op haar tijd in onze school.
Sander Kemseke en Tim Vuylsteke